De belangrijkste gebieden van de productie in de Alpujarras waren de dorpen Cástaras, Trevelez, Pitres, Pórtugos, Juviles, Valor en Ugíjar. De rijkdom van een dorp werd in die tijd berekend aan de hand van het aantal moerbeibomen. De productie van zijde begon hier al in de 9e eeuw en liep door tot in de 18e eeuw.
De zijde werd verkocht in heel Europa en op het hoogtepunt – in de 14e en 15e eeuw – waren meer dan 500 dorpen en gehuchten beplant met moerbeibomen en werden en meer dan 4000 weefgetouwen geteld in de Alpujarras.
De Realejo-wijk van Granada was de plaats waar ruwe zijde werd verwerkt en gekleurd. In de wijk Alcaicería werd de zijde belast en verhandeld. Vandaag de dag beslaat Alcaiceria minder dan een kwart van wat het ooit was. Een enorme brand in 1800 vernietigde het grootste deel van het handelsgebied van de zijde in Granada.
Een gezin dat er in die tijd in slaagde om 40.000 zijderupsen of meer te verzamelen had een lucratieve business. Met de verdrijving van de Moren uit Granada in de 15e eeuw raakte de handel in verval en velen bomen werden gekapt. Dit verminderde de productie sterk en eigenlijk zou het verhandelen van zijde in Spanje hiervan nooit herstellen.
Vandaag de dag vind je nog steeds veel moerbijbomen in de regio.